maandag 29 december 2014

Eerste reisweek in de baai van Napels


La bella Italia. De baai van Napels, de Amalfitaanse kust zijn zeker een mooie regio in Italië en zeker de moeite waard om te gaan verkennen. De rijkdom aan cultuur is immens. De Etrusken, Grieken en Romeinen stichtten hier al steden en bouwden tempels en wegen. Later verschenen de kastelen van de Duitse keizers, de paleizen van de Napolitaanse koningen en de hooggelegen vestingstadjes van een hardwerkende bevolking. Daarnaast kan je veel kerken, kathedralen vinden met hun koepels en torens die boven een stadje uitsteken, de grote en kleine pleinen met hun fonteinen en ook de grote en kleine musea. Ik breng je met dit reisverslag terug in de tijd van de oude Romeinen. In twee weken ben ik deze regio gaan verkennen via verschillende excursies.

De locatie van waaruit ik alle excursies gedaan heb is de stad Sorrento, waar de meeste toeristen verbleven. Op de eerste dag ben ik Sorrento gaan verkennen. Je komt al direct in het stadshart tussen Piazza Tasso en Piazza S. Antonino. Op elk plein kan je een standbeeld zien. Dit stadje met ca 20000 inwoners straalt voor mij toch een zekere charme uit. Het stadspark (villa comunale) biedt een prachtig uitzicht over de zee. Er zijn hier in Sorrento veel bars, restaurants en ijssalons te vinden. Ook modieuze winkels zijn hier tot ’s avonds laat open. Daarnaast kan je vele kleine souvenir winkels of kleine typisch Italiaanse kruideniers vinden in de smalle straten van Sorrento. Ook zijn er hier verschillende kerken en een kathedraal in Sorrento. Een gedeelte van de oude stadsomwalling kan je ook nog vinden. Er is hier ook een museum over de werken van de Spaanse kunstenaar Pablo Picasso en een museum over het werk en leven van Leonardo da Vinci. Vanuit het centrum kun je langs trappen afdalen naar de nieuwe haven, dan bereik je Marina Piccola. Je kan ook afdalen vanuit het stadspark naar het dieper gelegen strand Marina San Francesco. Op deze stranden moet je betalen om te zonnen en te zwemmen. Vanaf het stadspark heb je van bovenuit een mooi uitzicht op deze stranden en de nieuwe haven. Je kan hier in dit stadspark ook een lift nemen naar beneden. Via een andere afdaling kom je terecht op het strand van Marina Grande of de oude haven van Sorrento. Je kan hier ofwel met een mini treintje, of met een paard en koets de stad Sorrento en de omgeving van Sorrento gaan verkennen.

’s Avonds zit er wel leven in de stad en is het drukker. De hoofdstraat Corso Italia is vanaf Piazza S. Antonio verkeersvrij gemaakt. Vele toeristen lopen door de straten. Veel artiesten zoals muzikanten, kunstenaars verschijnen in het straatbeeld. Je kan een kunstenaar aan het werk zien die met grafiti mooie landschappen kan maken. De breakdancers en een clown om de kinderen te animeren waren ook elke avond present. Je kwam ook soms een tekenaar van menselijke portretten of schilders tegen. Origineel was ook het standbeeld zonder hoofd, waaronder een mens zat. Italiaanse muziek werd er gemaakt door op de randen te wrijven van verschillende gevulde glazen. Ook op een avond liep er een fanfare door de straten van Sorrento, verkleed in de typische klederdracht van de streek.

We verlaten met de bus Sorrento en rijden langs de Amalfitaanse kust. Op weg naar avontuur zei de reisbegeleidster. Vanuit Sorrento klimt de weg snel naar ongeveer 400m hoogte, vanwaar er een indrukwekkend uitzicht over de Golf van Salerno is. We zien een schilderachtige rotskust die hoog uit de zee oprijst. In de zee zien we enkele kleine eilanden. Deze eilanden zijn in privé bezit. Dit stuk kustlijn waarlangs we nu rijden mag je niet bouwen, want dit stuk natuur is beschermd door Unesco.
Dan zien we een rots uit de zee komen en laat de gids ons raden wat we erin zien. Onze verbeelding begint op volle toeren te draaien. Een mannengezicht: juist; welke man? Napoleon: juist. Eigenlijk kan je er ook iets anders van maken hoor. Tegen de bergwanden zag ik plots verschillende badkuipen. Tegen de bergwand worden er dus blijkbaar dieren gezet, die dan kunnen drinken uit de verschillende gevulde badkuipen.

Langs deze weg kom je regelmatig kraampjes tegen waar ze vooral citroenen en gedroogde chilipepers verkopen. Soms zijn de kraampjes mobiel en ligt alles in de laadbak van een klein voertuig met 3 wielen. De gedroogde chilipepers hangen bovenaan het kraam. Chilipeper verhoogt de hartslag en maakt je lijf letterlijk heet. Een natuurlijke viagra dus. De citroenen worden gebruikt om er een citroenlikeur of “Limoncello” van te maken. Limoncello heeft een alcoholpercentage tussen de 30 en 35 procent. Limoncello wordt in Italië oorspronkelijk als digestief na de maaltijd gedronken. In Italië geldt dat de “echte” limoncello gemaakt wordt met citroenen uit de omgeving van Sorrento. Het is vooral de gele schil van de citroen die ze gebruiken om deze likeur te maken. De dunne gele schillen worden in een bokaal gedaan en men zal ze overgieten met pure alcohol. De bokaal wordt daarna afgesloten en de inhoud ervan laten ze gedurende een week trekken. Daarna maken ze een siroop van kokend water en suiker. De siroop laten ze afkoelen en dit voegen ze toe bij de citroengele alcohol. Het mengsel filteren en op 2 a 3 weken is de likeur op smaak. In Sorrento kan je veel winkels vinden die deze likeur verkopen en je ervan laten proeven. Ik heb deze citroenlikeur geproefd, maar ik vind het zelf niet echt lekker. Ook heb ik chocolade gegeten met een citroensmaak. Een verslaving zal het bij mij niet worden. Geef mij maar de gewone volle chocoladerepen.

We komen met de bus aan in het vissersplaatsje Positano. Je kan de verschillende boten al zien dobberen voor de kustlijn. Dit wordt ook wel de verticale stad genoemd. De huizen lijken vast te klampen om te groeien uit de rotsen op de berg. De hoofdweg kronkelt langs de bergflank rond het dorp en de weg versmald hier. Langs de hoofdweg zien we vele steile trappen naar boven. De verschillende kleurrijke kubusvormige huizen zijn bijna boven elkaar gebouwd. Op verschillende huizen kan je platte witte koepelvormige daken zien.

De Italianen parkeren waar ze plaats hebben. Een bestelwagen staat geparkeerd voor de winkel. Er kan geen bus meer door. Veel getoeter, gevloek, handgebaren en uiteindelijk zal de bestelwagen zich verplaatsen zodat onze bus kan passeren. Mama Mia, wat is dat toch hier in het verkeer. De Italianen doen alles in het leven op het gemak en jagen zich niet op. Ze zijn soms lui en er is hier een uitdrukking dat enkel ademen voldoende is wat je moet doen in het leven. Een andere uitdrukking die ze hiervoor gebruiken is “piano piano”. Rustig aan, maar die rust kan je niet vinden in het verkeer. Daar gaan ze iets heftiger te keer. Je kan hier verkeersborden vinden met een streep en een trompet op, die aangeeft dat je niet mag claxoneren. Vervolgens komen we een andere bus tegen, die uit andere richting komt aangereden. Ze kunnen waarschijnlijk elkaar niet passeren. Het avontuur kan nu beginnen. Onze bus moest verschillende keren manoeuvreren door vooruit en achteruit te rijden, dicht tegen de afgrond. De communicatie tussen de bussen gebeurd met de claxon. Oef, na een tijdje is het gelukt dat de andere bus kan passeren.

We zien hier veel brommers, scooters waaronder de Vespa in het straatbeeld. Er zijn veel parkeerplaatsen voorzien voor de verschillende brommers. Op straat staan ze naast elkaar op een lange rij. Ze zitten er soms met twee volwassen mensen op en soms zit er ook nog een kind tussen de twee volwassen mensen mee te rijden. Soms houden ze de meeting op de brommer en zitten ze te discussiëren op de brommer met elkaar. Een man met een vrouw achterop zijn brommer, is misschien bezig de intimiteit aan het verhogen door met zijn ene hand de benen van de vrouw te strelen. Zowel jong als oud rijdt hier met de brommer. Wel dragen ze wel allemaal hun helm als ze hun brommer gebruiken. Met de pizzadozen onder de hand of met de GSM geklemd tussen hun helm en hun oor vlammen ze door de kleine straatjes hier. Ook tijdens het rijden met een wagen gaan ze toch bellen. De GSM is onmisbaar voor de Italianen, omdat ze graag in discussie gaan met anderen.

De brommers halen ook wagens in het verkeer in als deze te traag rijden en soms zie ik ze wel risico’s in het verkeer nemen. Zo zag ik een brommer die bij een inhaalmanoeuvre nog juist op tijd naar rechts terug kon gaan, en dus niet in botsing kwam met de tegenligger. Hier is de bestuurder van deze brommer voor mij door het oog van de naald gekropen. Het gaat hier in het verkeer soms niet altijd rustig aan toe.

Bij het wegrijden uit Positano zien we nog op een hoger gelegen plaats het kerkhof van Positano. Hier worden de overleden mensen nog begraven. Amaai, om de kist met een overleden zware persoon naar daar te brengen. Ze hebben nu in Positano ook crematie toegelaten.

De vierkante witte huisjes en het in terrassen hoog oprijzende heuvelland erachter roepen een mediterrane sfeer op. We passeren nu het dorp Praiano. Ook zien we hier weer huizen die als het ware tegen een bergwand plakken. Praiano noemen ze hier ook wel het hart van de Amalfitaanse kust.

Bijna dagelijks hoor je hier in de straten de sirenes van een ziekenwagen. In deze dorpen is het soms onmogelijk om met de ziekenwagen te komen. Voor evacuatie van mensen gebruiken ze hier dan helikopters, die de mensen dan naar het ziekenhuis in Napels brengen. In Napels had ik gezien dat de hulpverleners van de ziekenwagen, iemand aan het overtuigen waren om mee te gaan met ziekenwagen voor verdere verzorging. Deze persoon, die echt niet stevig op zijn poten kon staan, maar wel bij bewustzijn, liep verder weg van de hulpverleners en je kon zien dat hij niet in de ziekenwagen wou stappen. De ziekenwagen is dan vertrokken zonder deze persoon.

We stoppen met de bus even aan een winkel met kleurrijk artistiek keramiek. Er zijn hier veel kleine familie bedrijven, die de verschillende producten (borden, schaaltjes, bestek, bekers, kannen, tafelborden,…) nog op een ambachtelijke wijze maken, bakken en vervolgens handmatig beschilderen. Je kan vooral fruitige figuren opmerken op de verschillende producten. Op de locatie van deze keramiek winkel was er ook toegang naar de Emerald grot. De grot is er bereikbaar per trap. Ook zien we van hieruit een wachttoren langs de kustlijn die in gebruik was tussen de 13de en 16de eeuw.

We vertrekken verder richting Amalfi. We kunnen nog een rots zien langs de kustlijn die lijkt op een heilige Madonna met bloemen in de hand. Eigenlijk is het een boom die groeit op deze rots. Ook passeren we langs de weg, tegen de rotswand een miniatuurdorp. Je kan op verschillende plaatsen rond Amalfi nagebouwde dorpen in miniatuurvorm vinden. Men zet in deze miniatuurdorpen ook kleine poppen, die de bewoners van het dorp voorstellen. Ook passeren we de villa, waar de Italiaanse actrice Sophia Loren verbleef. Deze villa zou nu te koop staan.

Samenwonen is nog steeds niet echt gebruikelijk. Je trouwt van huis uit en werkt hiernaartoe. Uiteraard is dit in de stad meer vervlakt dan op het platteland. De kinderen hebben het goed thuis en niemand anders houdt zoveel van hen als “la mamma”. Dus waarom zouden ze weggaan als de kinderen nog single zijn. De kinderen die trouwen in Italië willen dicht bij “la mamma” wonen.

Onderdeel van het familieleven is ook het kerkbezoek. Van ontkerkelijking lijkt in Italia geen sprake, maar de Italiaan is pragmatisch in zijn geloof. Voor de mis ontmoet men elkaar voor de kerk, na de mis pakt men een “aperativo” in een naastgelegen barretje. De week wordt doorgenomen, verhalen uitgewisseld, kortom, het is een sociaal gebeuren.

We zijn aangekomen in Amalfi, waar er nu ongeveer 6000 inwoners wonen. We gaan de Amalfitaanse kust verder gaan verkennen met een boot. Na de boottocht gaan we de stad Amalfi gaan verkennen, en komen aan op een plein met een fontein waar we uitzicht hebben op de dom. Je kan hier nog in de winkelstraat lopen die vanop plein naar omhoog loopt.

De grootste bloei beleefde Amalfi in de 10de eeuw, toen de vloten de Middellandse Zee beheersten en de stad concurreerde met Venetië, Pisa en Genua. Naar verluidt werd de uitvinder van het kompas , Flavio Gioia, hier geboren. In elk geval waren de Amalfitanen de eerste Europeanen die zich van het kompas bedienden. De handel op wereldsteden als Constantinopel, Alexandrië en Jeruzalem was omvangrijk. Na 1200 begon een langzame neergang, vooral door interne politieke problemen. Door de nauwe contacten met het Midden-Oosten is het niet verbazingwekkend dat de gebouwen van Amalfi een oriëntaalse sfeer ademen. Het sterkst is dit het geval in het Paradijsklooster (Chiostro del Paradiso), dat links van de dom ligt. Het werd in de 13de eeuw in Arabische stijl aangelegd als begraafplaats voor adellijke families. De dom S. Andrea verrijst aan het einde van een monumentale trap. Gebouwd in de 9de eeuw kreeg de dom zijn huidige Arabische-Siciliaanse stijl tijdens een grote herbouw in 1203. De veelkleurige façade is een restauratie uit de 19de eeuw, maar de campanile aan de linkerzijde stamt uit de 12de eeuw. Ik ben een kijkje gaan nemen in de dom S. Andrea. Via een binnenhof betreed je de kerk. Het inwendige van de kerk is in barokstijl herbouwd. Resten van enkele 14de-eeuwse fresco’s zijn in enkele kapellen zichtbaar.

Met de bus gaan we de kustlijn verlaten en trekken via een steile weg de bergen in richting Ravello. Hier zag je iemand het verkeer regelen en ook moest de bus meer dan 5 minuten wachten voor verkeerslichten, omdat de weg te smal werd om verkeer te hebben in beide richtingen. Op deze gevaarlijke weg in de bergen is het best dat je ’s nachts niet rijdt.

We komen aan in Ravello, een plaats waar er al in de 19de eeuw veel schilders, musici en schrijvers kwamen. Ravello ligt bovenop een 350 m hoge rotswand die trapsgewijs uit zee oprijst. Het is een klein, gezellig stadje, met terrasjes, bars, leuke winkels en restaurants. Op het plein speelt er een muziekgroep voor de mensen op de terrasjes. Op het plein kan je de kathedraal zien die in de 11 de eeuw werd gebouwd. Autoverkeer is binnen de stadspoorten onmogelijk vanwege de smalle straten die steeds weer in trappen overgaan. Verder heb ik een bezoek gebracht aan de beroemde Villa Rufolo in Ravello. Je kan er de prachtige tuinen, terrassen vol bloemen, prieeltjes, sculpturen en andere kunstwerken bewonderen. De villa stamt oorspronkelijk uit de 9de - 10de eeuw en heeft in de 19de eeuw sterke ingrepen ondergaan, die de prachtige tuinen weer deden herleven. Hier stond er ook een podium waar er optredens gebeuren tijdens het Ravello festival. De toeschouwers hebben een prachtig uitzicht op de zee en de Amalfitaanse kustlijn.

De volgende dag rijden we naar Salerno. Vanaf de hooggelegen autostrade krijg je een goede indruk van de bijzonder gunstige ligging van Salerno. De stad ligt in de diepte, in de bocht tussen de vruchtbare vlakte en het rotsachtige schiereiland van Amalfi. De prachtige natuurlijke haven was al in de oudheid bekend toen er een kleine Etruskische handelsnederzetting lag ten noorden van de huidige stad. In 197 v. Chr. werd deze door de Romeinen veroverd. Een bloeiperiode brak aan nadat de Longobarden (een Germaans volk uit Scandinavië) de stad in 646 in handen kregen. Zoals bijna geheel Zuid-Italië viel ook Salerno in de 11de eeuw in Normandische handen. Na deze periode van welvaart volgde een minder voorspoedige tijd. Napels werd een stevige concurrent van Salerno en de stad Napels werd sterk bevoordeeld door bepaalde dynastieën. In de Tweede Wereldoorlog had Salerno onder zware bombardementen te lijden. De stad telt inmiddels zo’n 155000 inwoners. Langs de zee loopt er een lange mooie palmenboulevard.

We gaan hier een kijkje gaan nemen in de dom van Salerno. De dom is een typisch product van de grote bloeitijd van Salerno. De kerk werd in 1083 ingewijd door paus Gregorius VII, die zelf twee jaar later in de rechter absis begraven werd. Vanaf de smalle straat is de kerk bereikbaar langs een hoge trap, die uitkomt bij een Romaans portaal. Achter het portaal strekt zich een grote binnenplaats uit van ongeveer 42 x 40 m, die wordt omringd door arcades. De zuilen zijn antiek, de bogen zijn naar islamitisch voorbeeld verhoogd en boven verheft zich een loggia. In het midden van de binnenplaats staat een granieten bassin. In de kerk vallen de twee lessenaars op met hun rijke mozaïekversiering op. Deze dateren uit de 12de eeuw. Ook kan je hier de prachtige beschilderingen bewonderen op de gewelven. Opvallend was ook de plaats waar je in de muur urnen kon zien. Deze zichtbare urnen waren gevuld met beenderen van de overledene.

We stoppen even aan een hoedenwinkel. Dit is hier in Italië de enige winkel waar ze nog de hoeden op maat maken, volgens de wensen van de klant.

Vervolgens rijden we naar Paestum. Je merkt dat vanaf Salerno de prachtige Amalfitaanse kust stopt. Er ligt veel vuil langs de straten. We rijden nu door een plaats waar er veel eucalyptusbomen staan. Deze bomen zijn gepland ten tijde van Mussolini. Vroeger was dit gebied moeras en door het planten van de bomen kon de grond opdrogen.

Aan het eind van de 7de eeuw v. Chr. stichtten Griekse kolonisten de stad Poseidonia (nu Paestum). De plaats was zeer goed gekozen, op een kalksteenplateau in de brede, vruchtbare vlakte tussen de bergen van Cilento en het schiereiland Amalfi. Hier stichtten de Grieken een groot heiligdom voor de godin Hera, de vrouw van de oppergod Zeus.

We rijden over de grote rivier Sele, waar aan de ene kant vroeger de Etrusken zaten en aan de andere kant waren het de Grieken die er hun tempels bouwden.

Je kan nog op bepaalde plaatsen de omwalling zien, of de antieke stadsmuur, die dienst deed als natuurlijke verdediging van de stad. De muur bestaat uit regelmatige blokken kalksteen met op vaste afstand telkens een vierkante toren. Vier grote en een enkele kleinere stadspoort vormden de toegang tot de stad. De totale lengte van de muren is 4,8 km.

De ingang bevindt zich aan de noordkant van de stad. We kunnen langs deze kant al een eerste Dorische tempel zien. Deze tempel (van 500 v. Chr.) heeft afmetingen van 33 m x 14 m en heeft 6 x 13 zuilen. De cella of de centrale ruimte is voorzien van een voorhal en -kamer, maar staat verder leeg. Mogelijk was dit heiligdom aan de godin Athena gewijd, en niet de godin Hera. Naar antiek gebruik hebben alle tempels overigens een groot en breed stenen altaar op enige afstand van de voorzijde liggen. In de streek waren er hier wel regelmatig aardbevingen, die vele woningen heeft verwoest. Maar deze tempels hebben al deze aardbevingen overleefd. De gebruikte steen was hard en men had voor een goede fundering gezorgd. De ingangen van alle tempels daar is dezelfde en had te maken met de opkomst van de zon. We zien dat er restauratiewerken zijn geweest, want men kan kleine bakstenen zien in de ruïnes hier. De bakstenen bestonden nog niet in de tijd van de Grieken.

Verder zien we de ruïnes van de Romeinse huizen, een onderaards heiligdom met graftombe van de stichter, een bassin met labyrint, het amfitheater, het marktplein, een Ionische Romeinse tempel, de zuidelijke stadspoort en nog twee Heratempels.

Rond 550 v. Chr. werd in het zuidelijke deel van de stad een enorme Dorische tempel gebouwd. De tempel is opgetrokken uit plaatselijke kalksteen en meet ongeveer 25 x 55 m. Hij heeft 9 dicht op elkaar staande zuilen aan de korte kant en 18 aan de lange kant. Het is goed te zien dat de zuilen naar boven toe flink smaller worden, zodat ze de vorm van een sigaar hebben. In de centrale ruimte, de cella, wordt het dak ook nog eens door een rij van zeven zuilen gedragen. Een eeuw later werd er een tweede tempel gebouwd, eveneens in Dorische stijl. Deze tempel is de grootste tempel met zijn 60 x 25 m. Hij heeft 7 zuilen aan de korte kant en 14 zuilen aan de lange kant. De centrale ruimte of cella bestaat uit een voor- en achterkamer.

Tussen de tempels lag het marktplein, waar zich de meeste openbare activiteiten in een Griekse stad afspeelden. Om het centrum lagen de woonwijken, die door brede hoofdstraten en smalle zijstraten in regelmatig langwerpige huizenblokken werden verdeeld.

In 273 v. Chr. was er de vestiging van de Romeinse kolonie. De Romeinen veranderden de naam van Poseidonia naar Paestum. De Romeinen veranderden het marktplein waar er een vleeshal en een kleine Romeinse Ionische tempel werd neergezet. Ook werd een amfitheater gebouwd dat tegenwoordig nog half zichtbaar is.

De uitgang was via de zuidelijke stadspoort, waar er ook een restaurant was waar we onze dagelijkse spaghetti hebben gegeten.

Vervolgens rijden we terug naar de ingang langs de stadsomwalling en gaan we nu naar het museum. Er is onder meer een aantal gebeeldhouwde versieringen van de grote tempels opgesteld. Er zijn hier wapens, terracotta’s, mooi beschilderd vaatwerk en de unieke beschilderde graven te vinden, waaronder het bekende “Graf van de Duiker”. Het museum heeft een fraaie en grote uitstalling van deze beschilderde graven. Buiten de stad werden er graven gevonden. De overledenen werden begraven met hun Romeins harnas en gevechtshelm.

Een kenmerkend product van Paestum is de “mozzarella de bufala”, de verse kaas van buffelmelk. We zijn dan naar een plaats geweest waar er een grote buffel boerderij was. Wel een chique bedoening hier. Hier hadden ze 530 buffels. Een buffel kan 9 liter melk geven per dag, terwijl een melkkoe 30 liter kan geven. We zagen een ronddraaiende borstel, waarmee de rug van de buffel een “massage” kreeg. Om dichter bij de buffels te kunnen komen heb je speciale schoenen en kledij nodig. In de winkel kon je de producten afkomstig van de buffel kopen en proeven. Naast de Mozzarellakaas was er ook boter en vlees te vinden.

De volgende dag ga ik naar villa Fiorentino in Sorrento waar er dit jaar een tentoonstelling is van de Spaanse kunstenaar Pablo Picasso. Hier kan je meer dan 240 grafische prints zien, waaronder veel schetsen, maar ook 24 stukken keramiek en andere unieke kunstwerken. In de verschillende schetsen zag ik veel naaktheid en erotiek. Je kan de verschillende technieken en stijlen bewonderen die door de kunstenaar gebruikt zijn: van tekenen tot schilderen, van etsen met droge naald, van klei tot keramiek. In één van de zalen kan je werken zien van mensen die verschillende kostuums droegen uit vroegere tijden.

’s Avonds zijn we nog naar de Sorrento musical geweest. Dit gaat door in het Theater Tasso in Sorrento. Bij aankomst krijgen we eerst een welkomstdrankje. We zien een show van muziek en dans, die de culturele wortels van het schiereiland Sorrento uitbeelden. De show duurt ongeveer 75 minuten. De typische klederdracht van de artiesten op het podium vallen ook op. Als afsluiter van de show zingen ze het meest bekendste Napolitaanse volklied “Funiculi Funicula”. Het lied werd geschreven in 1880 voor een festival, waar er een schrijfwedstrijd voor Napolitaanse liederen werd gehouden. Dit lied werd voor de grap in Napolitaans dialect gemaakt naar aanleiding van de opening van de eerste kabelspoorweg (funicolare) op de Vesuvius op 6 mei 1880, die de toeristen naar de krater van de vulkaan bracht. Het lied won de wedstrijd op het festival en wordt sindsdien beschouwd als het lied dat aan het begin stond van de Napolitaanse liedtraditie.

Tijd om eens de vulkanische activiteit van deze regio te gaan bekijken. We vertrekken met de bus naar de Vesuvius. Bij het naar boven rijden zien we hier en daar al de opgedroogde lava gesteente liggen op de bergflank. De kleuren van het gesteente zien er zowel bruin, rood als zwart uit. Ook had ik al opgemerkt dat welbepaalde stranden er tamelijk zwart uitzagen. Dit komt ook door de eruptie van de vulkaan. De Vesuvius is de enige actieve vulkaan op het Italiaanse vasteland. Hij is niet bijzonder hoog, maar valt door zijn ligging in de vlakte aan de baai van Napels extra op. De vulkaan bestaat na de laatste erupties uit twee toppen, de Monte Somma (1132 m) en de eigenlijke Vesuvius (1281 m). Er zijn verschillende types van vulkanen. De Vesuvius is een hoge kegelvormige vulkaan die is opgebouwd uit lagen van gestolde lava en tefra. Deze vulkaan heeft relatief steile hellingen en wordt vooral gekenmerkt door regelmatig explosieve uitbarstingen. De lavastromen reiken dan ook niet tot op grote afstand van de vulkaan. In tegenstelling tot de vulkaan Etna op Sicilië zal deze meer de lava spuwen en komt er dus minder explosieve activiteit voor. We rijden de berg op tot we aan een parkeerplaats komen. Vanaf hier moeten we onze weg verderzetten te voet (ongeveer 600m) omhoog naar de krater van de Vesuvius. Bij het wandelen kan je een grote oppervlakte opgedroogde lavagesteente zien, die doet denken aan een maanlandschap. Het wandelpad loopt wel niet volledig rond de krater. Je komt langs de krater 3 kramen tegen om souvenirs te kopen. De krater is eigenlijk nu een steenmassa. Langs de zijwanden van de krater kan je rook zien komen. Er is ook begroeiing in de krater op te merken. De vulkaan kan flink tekeer gaan. De laatste uitbarsting in maart 1944 was een zware, maar de meest beroemde vond plaats in het jaar 79 toen een hele reeks stadjes, waaronder Pompeii en Herculaneum verwoest werden. Je hebt vanop de Vesuvius ook een mooi uitzicht op de baai van Napels. We wandelen langs dezelfde weg terug naar de parkeerplaats. Daar staat er ook een ambulance klaar om eventueel mensen te moeten wegvoeren.

Daarna vertrekken we naar de archeologische site van Pompeii. Enkele mannen verkleedt als Romeinse strijders met een zwaard in de hand stonden dicht bij de ingang van de stad Pompeii ons op te wachten. De eruptie van de Vesuvius op 24 augustus van het jaar 79 n. Chr. gebeurde door een regen van as en gloeiende steentjes die Pompeii met een 7 - 9 meter dikke laag bedekte. Nadat het stadje bedolven was verdween het uit de herinnering en pas in 1594 werd het weer ontdekt, toen werklui een ondergronds kanaal groeven en op muren met wandschilderingen stuitten. Het te graven ondergronds kanaal ging van de nabij liggende rivier naar de andere kant van Pompeii en was nodig voor de watervoorziening daar. In 1748 begon men serieus te graven naar de onbekende antieke stad die men hier vermoedde. Vijftien jaar later kreeg zij haar naam “Pompeii” terug door de opgraving van een inscriptie. Inmiddels is ongeveer 80 procent van het stadsoppervlak, dat in totaal 64 ha omvat, blootgelegd. Veel van de meest kostbare vondsten, wandschilderingen, beelden, bronzen en mozaïeken, is in het Nationaal museum van Napels te vinden, waar we later naar toe zullen gaan. Door de uitbarsting is het land sterk veranderd: Pompeii lag in de oudheid aan zee bij de monding van een riviertje en het beschikte over een eigen haven. Inmiddels ligt het stadje een eind landinwaarts door de afzettingen die zich in de loop van de tijd ophoopten. Pompeii is omringd door een stadsmuur van grote, regelmatig gehouwen blokken, waarin op gelijkmatige afstanden poorten liggen.

We gaan een wandeling doen in een gedeelte van de archeologische site en komen het dorp binnen via de “Porta di Stabia” en zullen later de site verlaten via de “Porta Marina”. Zo passeren we de overblijfselen van een oude school van de gladiatoren, het grote halfronde theater, de verschillende woonhuizen, de Stabianer thermen, het bordeel Lupanare, het forum of marktplaats met uitzicht op de Vesuvius, de basilica (handelsgebouw en rechtbank tegelijk), de Apollotempel met een mooi bronzen beeld en de tempel van Venus.

De meest blootgelegde woonhuizen en openbare gebouwen werden rond 100 v. Chr. neergezet. Pompeii was tot dat moment geen Romeinse stad, maar werd bewoond door de inheemse Samnieten en Osken. De Romeinse verovering van Pompeii veranderde dit totaal: De oude Oskische families trokken weg en Pompeii werd een Romeinse kolonie. Oude woningen werden dan vergroot, nieuwe woningen gebouwd en er werd voor de nodige recreatieve voorzieningen gezorgd. Het grote halfronde theater was geschikt voor intieme muziekopvoeringen, lezingen en vooral voor de mimevoorstellingen waar de Romeinen zo dol op waren. Ook werden de bad faciliteiten gerenoveerd. De 150 jaar oude Stabianer thermen werden verbeterd en uitgebreid. Het badhuis kreeg gescheiden afdelingen voor mannen en vrouwen met ruimtes voor warme en lauwe baden en openbare toiletten. Op de binnenplaats van de Stabianer thermen werd ook een groot openluchtzwembad aangelegd.

Na de komst van de Romeinen werd het Forum of centrale marktplein grondig verbouwd. Het kreeg een mooi plaveisel en aan drie zijden een zuilengalerij. Het plein had een langgerekte vorm. Rond dit Forum stond vroeger een oudere tempel voor de hoofdgod Jupiter, verschillende overheidsgebouwen, een verkiezingsgebouw, twee tempels voor de keizercultus en de stadsbeschermgoden, een gebouw voor de wolmarkt en een marktgebouw annex vleeshal. Vanop dit Forum hebben we ook een mooi uitzicht op de Vesuvius.

Hier en daar stonden stellingen voor restauratiewerken en herstel van de gebouwen. De gebouwen vertonen elementen uit onze tijd zoals kleine rode bakstenen, dakpannen, een moderne marmeren vloer en boven een deuringang zag je een ijzeren I-profiel of een nieuwe houten balk. De muren van gebouwen met de kleine rode baksteen waren in de oudheid bedekt met mooie marmerplaten. In de souvenirwinkels kan je boeken kopen waar je een foto (vb. van binnenruimte woonhuis, een gebouw,…) ziet zoals het nu is en door een doorzichtige prent erbovenop te plaatsen tonen ze hoe het in werkelijkheid vroeger was.

Een van de leukste aspecten van Pompeii is dat je er letterlijk een kijkje in de huizen kunt nemen. Het zijn één gezinswoningen van verschillende grootte en vaak met enkele bovenkamers aan de straatkant. De buitenmuren hadden kleine raampjes hoog in de muur. Achter de centrale hal lagen de eetkamer, de logeerkamer, siëstavertrekken, de werkkamer, de slaapkamer, de keuken en vaak een tuin of patio. Via de centrale hal en de tuin kregen alle vertrekken genoeg licht. Houten deuren met bronzen sloten en grendels sloten de kamers af. Opmerkelijk zijn de prachtige en kleurrijke fresco’s en muurversieringen in de verschillende woonhuizen (oa de centrale hal, de zijvertrekken en de tuinkamers). Sommige zijn al iets beter bewaard gebleven dan andere. In de centrale hal zag je ook in het midden een rechthoekig bassin in de vloer. Dit diende voor de opvang van regenwater door een grote opening in het dak. Als het slecht weer was, werd die opening met leren doeken afgesloten. Een badkamer ontbreekt in de huizen omdat de inwoners van Pompeii ’s middags naar het badhuis gingen. De vloeren hebben een simpel patroon van ingelegde steentjes, en soms een “kleedje” of dorpel van marmer of mozaïek. Verlichting in de huizen was er door olielampjes of bronzen staande en hangende lampen. Voor verwarming zorgden bronzen komfoortjes.

Ook hebben we een kijkje kunnen nemen in het enige prostitutiehuis Lupanare. We zagen enkele kleine kamers met een stenen bed. Aan de muren kon je fresco’s zien van parende mensen in een welbepaald standje.

De straten lopen met een helling en bestaat uit verschillende grote blokken steen. Door de helling kan het water weglopen naar lagergelegen gedeelten. Opmerkelijk was ook de kleine witte steentjes die tussen de grotere blokken steen op de rijweg te zien waren. Dit diende om de wegen meer zichtbaar te maken tijdens de nacht en die kleine witte steentjes deden dus dienst als reflectoren op de weg. Langs de weg zagen we ook gaten in de stenen. Deze gaten geven aan dat dit vroeger werd gebruikt om de paarden aan vast te houden.

We hebben hier ook gipsafgietsels gezien van lijken uit 79. Dit werd achter glas bewaard. Van alle doden die gevonden zijn, werd de ligpositie bepaald en in kaart gebracht.

De volgende dag neem ik de ferry in de haven van Sorrento, die ons brengt naar de haven Marina Grande op het eiland Capri. Capri heeft een duidelijk herkenbare vorm: twee hoge toppen en een zadel ertussen. Er zijn twee kleine stadjes, Capri (150 m) en Anacapri (275 m) en er zijn twee havens. Aan de noordzijde is er Marina Grande en aan de zuidkant het veel kleinere Marina Picolla. Er ligt op Capri een groot netwerk van wandelpaden, van waaruit je steeds weer nieuwe vergezichten op zee hebt. De waterbevoorrading voor de eilandbewoners komt via een pijpleiding van Sorrento naar Capri eiland.

We rijden met de bus eerst naar Anacapri. Eigenlijk betekent Anacapri: “hoger dan Capri”. Vroeger was Anacapri enkel te bereiken via veel trappen. Met de bus komen we in een file terecht. Inderdaad kleine smalle straten waar 1 stilstaande wagen het volledige verkeer kan blokkeren. Gelukkig zie ik hier wel de politie het verkeer regelen. Zo is het toch geen volledige chaos. We rijden dan met de bus op een weg steil naar omhoog. Je krijgt het gevoel dat je als het ware aan het opstijgen bent met een vliegtuig, want kijk je uit het raam van de bus dan zie je beneden alles kleiner worden. De bergflank gaat steil naar beneden aan de ene kant en steil naar boven aan de andere kant.

Aangekomen in Anacapri hebben we de mogelijkheid om een kabellift te nemen naar het hoogste punt van het eiland. Dit hoogste punt is de Monte Solaro op 589 m hoogte. Ik heb niet naar het hoogste punt gegaan, maar heb de stad Anacapri gaan verkennen. Ik heb daar in een winkelstraat gelopen met verschillende souvenirwinkels. Tijdens mijn wandeling ben ik een woning in het rood tegengekomen. Dit is Casa Rossa, een neo-romeins huis gebouwd tussen 1876 en 1898 door een Amerikaanse kolonel, met erin opgenomen een 14de eeuwse wachttoren. Verder vielen de kerken “Santa Sofia” en “San Michelle” op door hun prachtige architectuur.

Je kan hier schoenenwinkels zien waar ze op ambachtelijke wijze prachtige sandalen vervaardigen. Ook is hier de Villa San Michele van Axel Munthe te vinden. Axel Munthe (1857 -1949) was een Zweeds arts en schrijver die zijn huis bouwde op de plaats van een antieke Romeinse villa. Het werd gebouwd uit de restanten van het voormalige paleis van keizer Tiberius. Binnenin kan je 16de - 18de eeuwse meubels , tapijten en andere kunstvoorwerpen vinden. Loop je nog verder dan heb je een prachtig uitzicht op Capri en de haven. We zien hier ook een rode granieten sfinx hoog gelegen op het eiland en uitziend over de baai. Daarna gaat de wandelweg over in trappen die steil naar beneden lopen. Dit was vroeger de enige toegangsweg tot Anacapri.

In de zomer wordt de stad elke dag overspoeld door toeristen, maar in de winter veranderd deze stad in een spookstad, waar er niet veel leven valt te bespeuren. Ongeveer 95% van de winkels zijn hier dan gesloten in de winter.

Vervolgens rijden we naar de stad Capri. Je kan je als toerist over het eiland verplaatsen met de verschillende oranje openbare bussen of je kan een taxi nemen. Deze lijken allemaal op een open cabrio met erboven een gekleurd scherm om de passagiers te beschermen tegen de zon.

We wandelen naar het wereldberoemde plein de “piazzetta” (piazza Umberto I) in het hart van Capri. Op dit plein kan je de toren van Capri zien en je kan op een terrasje gaan zitten om het mondaine flaneren te bekijken. Dit was vroeger ook een belangrijke plaats: hier werden er films opgenomen met Sophia Loren en Dean Martin. Op de hoek ligt het Palazzo cerio, gewijd aan de geschiedenis van het eiland. Je komt hier ook veel winkels tegen en via een wandelpad ben ik terechtgekomen aan Parco Augusto, een tuin van waaruit je een prachtig uitzicht hebt op de Faraglione en de Marina Piccola. De Faraglione zijn loodrecht uit de zee 3 oprijzende hoge rotsen. De rotsen zijn een beroemde bezienswaardigheid op Capri.

Na mijn bezoek aan Capri zijn we met de bus naar de haven teruggereden. Daarna hebben we een boottocht van 1 uur gedaan rond het eiland. De kust van Capri is de mooiste bezienswaardigheid van het eiland. Hier ziet u grote rotsen, grotten, verlaten stranden en prachtige klippen. Op het zuidelijkste punt van het eiland zie je een vuurtoren. Met de boot varen we dicht bij de witte en groene grot. De witte grot is een druipsteengrot met veel stalactieten. Bij de Groene grot heeft het zeewater een groene kleur. Er zijn hier veel mensen nabij de groene grot aan het snorkelen. We zien onderweg ook een natuurlijke boog of de “Arco Naturale”. Verder zie je langs de kustlijn de Villa Malaparte, gebouwd op een 32 meter hoge klif. Deze werd gebouwd in de periode 1938-1940 en is een voorbeeld van de moderne Italiaanse architectuur uit die tijd. Het huis is niet meer bewoond sinds de dood van Curzio Malaparte in 1957. We naderen de drie rotspunten en de boot vaart dan door de Faraglioni rots. Deze rots wordt ook wel de boog van de liefde genoemd. Kus je je geliefde onder deze boog, dan kan volgens de legende je relatie niet meer stuk gaan.

De meest beroemde grot langs Capri eiland is de Blauwe grot. De grot is ongeveer 52 meter lang en 30 meter breed; het water is zo'n 15 meter diep. De blauwe grot is een grot waarin vooral in de ochtend een prachtige blauwe lichtval vanuit het water te zien is. Een opening onder de waterlijn laat zonlicht door en dat geeft een sprookjesachtig effect. Toeristen stappen in kleine roeibootjes, die hen via de kleine opening de grot in brengen. Vaak ontstaan voor de ingang lange wachtrijen van roeibootjes. Om de grot binnen te kunnen komen, dienen de inzittenden van de bootjes plat op de bodem te gaan liggen. Tijdens de rondvaart passeren we de blauwe grot, maar door de hoge golven en zware stromingen is het niet mogelijk om vandaag in de blauwe grot te gaan. Nu als je wil gaan moet je lang wachten en verwachten ze dat je een grote fooi geeft.

Na de boottocht rond het eiland gaan we dan terug met de veerboot naar Sorrento.